Zorgen voor elkaar, dat kun je niet opleggen #SCP-onderzoek #NRC

gelezen2Hoe denken gemeenteambtenaren over de participatiemaatschappij? Over het succes van het nieuwe zorgstelsel? Over de mate van bezuinigingen die je kunt uitvoeren, door nog veel meer van mantelzorgers te vragen? Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft daar onderzoek naar gedaan. En Petra de Koning, journaliste van NRC, schreef er in die krant een boeiend artikel over. Dat delen we graag op Mantelzorgelijk.

En daar zaten de gemeenteambtenaren dan: aan de ‘keukentafel’ met zorgbehoevende inwoners om na te gaan wat die allemaal zélf konden doen. Of wat ze aan familie, buren en vrienden zouden kunnen vragen. Die aanpak, bedacht door het kabinet-Rutte II met zijn ideaal van de participatiemaatschappij, wordt in gemeenten de ‘eigenkrachtbenadering’ genoemd en ambtenaren hadden er vorig jaar, toen ze ermee begonnen, vaak hoge verwachtingen van.

Nu niet meer, blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Ambtenaren hebben ontdekt wat veel professionele zorgaanbieders allang wisten: dat het maar heel beperkt is wat je bij mensen aan zelfredzaamheid voor elkaar kunt krijgen. „En niet alleen bij mensen die allerlei problemen tegelijk hebben”, zegt onderzoeker Jeroen Boelhouwer.

Speciaal voor deze derde woensdag in mei, als de ministeries aan de Tweede Kamer verantwoording afleggen over hun beleid, ging het SCP na wat ook alweer de gedachten waren achter het idee om de maatschappelijke ondersteuning, de jeugdzorg en het werk voor gehandicapten over te laten aan de 390 gemeenten in Nederland. En wat daar tot nu toe van terecht is gekomen.

Zorg is een ‘black box’

Het doel van Rutte II was vooral: bezuinigen. Maar het idee was ook dat het voor mensen die zorg nodig hebben beter voelt als ze zoveel mogelijk zelf kunnen oplossen en dat het voor heel Nederland goed is als we weer meer naar elkaar omkijken.

En dus zijn de gemeenten er vorig jaar enthousiast aan begonnen, zeggen de SCP-onderzoekers Boelhouwer en Evert Pommer. Maar uit een enquête onder 5.000 betrokkenen en diepte-interviews in drie gemeenten blijkt dat de inzichten nu heel anders zijn.

De ondervraagden zien een groep mensen voor wie het altijd te ingewikkeld zal zijn om hun leven op orde te krijgen en te houden. Daarbij komt dat veel mensen hun vrienden, familie of buren liever niet om hulp vragen – vooral niet als ze denken dat ze er nooit iets voor terug kunnen doen. Gemeenten hebben ook minder aan vrijwilligers dan ze hadden gehoopt: omdat er te weinig van zijn of omdat vrijwilligers niet altijd begrijpen hoe ze met hulpbehoevende mensen moeten omgaan.

Vereenzamen

Volgens het SCP moeten de gemeenten opletten: professionele hulp weghalen, betekent dus zeker niet zomaar dat er informele hulp voor terugkomt. Als je daar níét op let, kunnen mensen in nog grotere problemen komen of vereenzamen.

Omdat het ministerie van VWS niet van de gemeenten vraagt om bij te houden hoeveel zorg en ondersteuning er nodig is, kan het SCP niet nagaan hoe het gebruik ervan het afgelopen jaar is veranderd, bijvoorbeeld in het aantal uren van zorg. „Het is een black box”, zegt Pommer.

Uit de studie blijkt wel dat gemeenten flink overhouden van het geld dat ze voor maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg krijgen: 362 miljoen. Daar staat tegenover dat ze 514 miljoen euro méér uitgeven dan ze binnenkrijgen om mensen te helpen die niet zelfstandig aan werk kunnen komen.

Een belangrijke gedachte achter de decentralisaties van Rutte II was, naast de zorg-voor-elkaar, dat veel huishoudens meer dan één soort probleem hebben: met hun gezondheid, de opvoeding, werk. En dat het dus efficiënt is om één gemeentelijke ‘regisseur’ aan te wijzen voor zo’n gezin. Het SCP laat zien dat het met die ‘stapeling’ van problemen erg meevalt: dat is maar zo bij 12 procent van alle zorgbehoevende huishoudens.
voorzieningenpergezin

Kwetsbare bevolking

Het gebruik van de gemeentelijke zorg- en werkvoorzieningen is het hoogst in de noordoostelijke provincies en Zuid-Limburg, en ook hoog in bijvoorbeeld Twente en de regio’s rond Amsterdam en Rotterdam. Je zou denken: omdat de bevolking daar kwetsbaarder is.

Maar dat blijkt lang niet de enige verklaring te zijn. Als het SCP rekening houdt met het grotere aantal inwoners met een laag inkomen, uitkeringsontvangers, eenoudergezinnen, ouderen en niet-westerse migranten, dan nog blijkt de vraag naar voorzieningen in de meeste van die regio’s veel groter te zijn dan in de rest van het land.
kaartenSCP

„Het ministerie van Sociale Zaken wist dat al en heeft er ook geen verklaring voor”, zegt onderzoeker Boelhouwer. „Het kan iets simpels zijn: dat we moeten corrigeren voor het aantal rokers of verstandelijk gehandicapten. Het kan ook zijn dat het aanbod de vraag schept of dat er heel goed voor burgers wordt gezorgd. Het is raar, maar heel interessant om nader te onderzoeken.”

Bron: NRC, artikel geschreven door Petra de Koning

is journalist, netwerkbouwer, trainer en vertaler. Zij werkt in Nederland en Duitsland op het gebied van media, politiek en zorg.

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top