
Rare kostgangers #mantelzorg4voeter
Ik herkende de auto omdat hij me even daarvoor ook had gepasseerd en de bestuurder me op een indringende manier had aangekeken.
Ik schonk er verder geen aandacht aan, maar toen diezelfde auto plotseling opdook en pal voor Butler mij stopte vond ik dat enigszins boers. Ik zou je ook de weg wijzen als je wat charmanter zou stoppen, dacht ik nog. Het was stil op dat moment op de parallelweg naar de sluizen.
De deur zwaaide open en de man stapte enigszins gehaast uit. Deze man was de weg niet kwijt, althans niet de weg die ik hem wijzen kon. Hij had heel andere intentie’s. Ik herkende hem gelijk van het eerdere moment van passeren. Het ging te snel om er goed over na te denken. Ik was niet bang, ben nooit snel bang, het gebeurde en ik was vooral overrompeld.
De man begon te ratelen en vroeg mijn naam. Stom misschien, ik noemde hem, ik floepte hem er zo uit zonder erbij na te denken. Hij zei dat hij ongeneeslijk ziek was geweest. Vreselijk voor de man, maar gelukkig was het verleden tijd voor hem. Om daar nu zo abrupt voor te stoppen om me dat te melden leek me ietwat overdreven. Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers, zei Pa altijd.
Dan legt hij een hand op mijn schouder. Butler stond tegen mijn rolstoel aan en was alert, zoals altijd. Butler reageert perfect op mij. Verliest me geen seconde uit het oog. Ook nu niet.
Opeens begon de man te bidden. Luid en duidelijk. Zomaar buiten. Ik voelde me ongemakkelijk. Hij bid om genezing voor mij en riep allerlei goddelijke machten op om dit voor elkaar te boksen. Ik hoorde mijn naam in het gebed.
En dat allemaal onderaan de sluizen. De man begon te huilen dikke tranen.
Mijn hemel wat gebeurt hier. Ik moet weg, dacht ik. Maar de auto stond pal voor me.
En wat gebeurt er als ik beweeg, nee gewoon wachten besluit ik. Ik geef Butler een seintje om op mijn voetenplaatje te komen staan. Zo is hij nog dichterbij en dat voelt fijn. De man merkt het niet eens want hij gaat intens op in zijn gebed. Eigenlijk oneerbiedig dat ik iets anders zit te doen ondertussen, dacht ik nog. Dan stopt de man met bidden en haast zich, nog steeds huilend, naar zijn auto, waarvan het portier nog openstaat. Hij sluit het portier stevig, geeft flink gas en weg is hij.
Ik zit werkelijk perplex. Butler kijkt hem ook na, en ik weet even niet wat ik moet denken.
Het ging zo snel en lijkt onwerkelijk. Butler kijkt mij aan, zijn radartjes werken ook volop. Ik zie het aan zijn ogen, de manier van kijken, het fronsen van zijn wenkbrauwen. Hij staat bij me er is een contact tussen hem en mij wat moeilijk te beschrijven is. Hij begrijpt dingen die wij soms niet begrijpen, Wat moet ik hier nu mee? Gewoon Gods water over Gods land laten vloeien.
Dan word ik balorig en zeg tegen Butler dat we binnenkort hele andere dingen gaan doen. Want dan ben ik misschien wel genezen. Ik heb lol, Butler voelt de lol. ‘Butler zullen we een visje halen?’ Hij weet het de lieve slimmerd, hij is dol op vis. We gaan verder, op naar de visboer.
Dit bericht heeft 0 reacties