
Je ‘reden’
Vanochtend raakte jij je ‘reden’ kwijt. Je wist dat het zou gebeuren.
Ze was al drie dagen haar bed niet uitgekomen. Haar familie had haar laten weten dat het oké was om te gaan. Om los te laten. Toen zij er niet konden zijn, nam jij de sombere taak van de nachtwake op je. Ze konden je niet genoeg bedanken. Voor de zorg en aandacht die je hun dierbare moeder hebt gegeven. Een jaar lang moest je toekijken hoe de stekelige tentakels van deze afschuwelijke aandoening haar de diepte indreven. Je diende als haar voogd toen ze respectabele leeftijd van negentig jaar bereikte. Ze sprak je nooit bij je naam aan. Maar ze hield van je met een liefde die zelfs haar dementie niet kon wegnemen.
Je liep naar haar kamer zonder in te klokken voor je dienst. Een vreemd zesde zintuig liet je weten dat je daar moest zijn. Je had je ochtendkoffie nog niet eens gehad en deels had je nog steeds het gevoel dat je droomde. Je hoopte dat je droomde.
Haar ogen waren open en ontmoetten meteen de jouwe toen je de kamer binnenkwam. Zoals de meeste ochtenden, wachtte ze op je komst. Ze ademde langzaam en oppervlakkig, en je wist dat het maar één ding betekende.
Je knielde naast haar bed en nam haar hand in de jouwe. Je vertelde haar dat je van haar hield, en hoe trots je was op haar moed. Dat het goed zou komen en dat het oké was om deze reis als voltooid te zien. Een paar seconden later verdween het licht uit haar ogen.
Je hoeft geen academische medische titel te hebben om de stilte, die alleen de dood brengt, te herkennen, Als verdoofd voer je de standaard controles uit. Geen hartslag als je de pols meet, geen hete adem, prikkend in je wang.
Je leek overmeesterd door een professionele gevoelloosheid, een kracht waarvan je niet wist dat je die bezat. Je stond op en liep gedachteloos de kamer uit, je hart achterlatend bij het bed. Je werd je er pijnlijk van bewust dat het leven gewoon doorging.
De gevoelloosheid bleef voortduren terwijl je eigen ondersteuningssysteem in werking trad en je jouw ‘reden’ voor de allerlaatste keer waste en aankleedde. Toen kwam het gedeelte waar je het meest tegenop zag. De begrafenisondernemer kwam haar ophalen. Je gaf haar een laatste kus terwijl ze haar in een wit laken wikkelden en voor je het wist reed de lijkwagen weg.
Als onze ‘redenen’ ons verlaten, rouwen we in stilte. We worden geacht geen emoties te tonen en tranen worden niet gewaardeerd. Volgens de HIPAA (Health Insurance Portability and Accountability Act, opgericht door het Amerikaanse congres in 1996), is het ons niet toegestaan om met anderen over ons unieke liefdesverdriet te spreken. Zelfs collega’s staan daar meestal afkeurend tegenover en zullen je met gefronste wenkbrauwen aankijken als je het onderwerp ter sprake brengt.
Sommigen onder ons hebben het geluk een kledingstuk, een sieraad of een knuffeldier te krijgen. Iets tastbaars dat ons aan onze ‘reden’ herinnert. Anderen hebben alleen herinneringen om zich aan vast te klampen. Herinneringen die met de tijd vervagen, ook al proberen we er wanhopig aan vast te houden. Binnen afzienbare tijd zal de naam van onze ‘reden’ van de deur worden gehaald en zal een vreemdeling zijn intrek nemen, die geacht wordt haar plaats in te nemen. Een tijdje hou je vast aan die stille verontwaardiging en het idee dat deze kamer nooit van iemand anders zal zijn.
Toch sta je iedere dag op en maak je die reis, wetend dat je niet door je favoriete gezicht begroet zal worden. Je bent in de kamer waar je hart een paar weken geleden werd gebroken. Je helpt de vreemdeling uit bed, kleedt hem aan en brengt hem naar de eetzaal voor het ontbijt. En dat doe je opnieuw. Telkens weer.
Je blijft diezelfde reis maken. In de zomerhitte, als de blaadjes van de bomen vallen, door de sneeuw en de lenteregen. Je zult lachen en liefhebben en de handen van heel veel verschillende mensen vasthouden en uiteindelijk zul je beseffen dat jouw ‘reden’ voor altijd blijft bestaan.
Door E. Smith.
Dit bericht heeft 0 reacties