
Gerdien vertelt: “Zes…?”
Op mijn fiets kom ik aan bij De Beuk. Terwijl ik ‘m op slot zet, heeft ons moeders verkering mij al van achter het raam gespot. Driftig tikt hij ons moeders op de arm, en gebaart naar haar dat ik daar buiten sta. Hij zwaait naar me. Zij ziet me niet met ‘r slechte ogen, maar zwaait mechanisch met hem mee.
Even later sta ik bij hen in de huiskamer. Ze zitten samen met mevrouw H. en mevrouw S. aan de grote tafel.
“Is het koud buiten?” vraagt mevrouw H. als ik voor haar sta. Ik reik haar mijn handen aan, die gretig door haar worden vastgepakt. “Hoeiii kind, wat ja een kou, doe dan ook je handschoenen aan!” roept ze.
De eerste ronde thee zit erop. Er was zelfs taart geweest, meegebracht door de dochter van meneer K.. Verwennerij dus.
Ik schuif aan en we kletsen wat.
Via de verjaardag van de koning krijgen we het over de leeftijd waarop iedereen aan tafel ooit trouwde.
Dat is een hele toer om je te herinneren als je dementerend bent. Mevrouw H. zegt dat ze er vroeg bij was “Ik was 20 en ‘t was een moetje, geloof ik”. We schieten samen in de lach.
Mevrouw S. zit met een gepijnigd gezicht te graven in haar geheugen. “Ik kan het niet meer bedenken hoor” verzucht ze. “Was je jong?” vraag ik. Nee, dat was ze niet, maar ook niet oud. We laten het er maar bij.
“En jij dan, hoe oud was jij toen je trouwde?” zeg ik tegen ons moeders. Ook bij haar komt het antwoord niet bovendrijven.
“Je bent geboren in 1924 en je trouwde in 1948. Reken maar uit” houd ik haar voor.
Tot mijn verbazing lukt het haar niet.
Ik reken het haar voor: “Tussen 1924 en 1948 zit 24 jaar. Zo oud was je dus toen je met Herman trouwde”.
Vervolgens gaat het over kinderen krijgen. Ik vraag hoeveel mevrouw S. er heeft gekregen. Dat weet ze wel: een dochter en een zoon. Mevrouw H. weet het ook: zij kreeg drie dochters. Moeders verkering weet het ook: een zoon.
“En hoeveel kinderen heb jij gekregen?” vraag ik ons moeders.
“Zeven” zegt ze.
“Dat is het aantal kinderen dat jouw moeder kreeg. Ik bedoel: hoeveel kreeg jij er samen met Herman?” help ik haar.
“Dat weet ik niet” antwoordt ze.
“Wie was je eersteling?” vraag ik.
Ze moet diep nadenken. Ze knijpt haar ogen er stijf bij dicht.
Dan floept eruit “Tibbe”.
“En toen kwam… “, ik laat een stilte vallen.
“Ellen” zegt ons moeders “en daarna Marchien”.
Alsof het rijtje daarmee klaar is.
“En tot slot?” vraag ik.
“Ja, jij dus” zegt ze.
“En hoeveel zijn dat er in totaal?”
“Zes” antwoordt ze.
Ik herhaal het rijtje namen nog een keer. Opnieuw is haar antwoord zes. Pas bij de derde keer, als ik de vingers op mijn hand laat mee tellen, komt het juiste antwoord.
Dit onmachtig zijn te rekenen, had ik nog niet met haar meegemaakt.
Ik vind het een hele vreemde gewaarwording.
Dit bericht heeft 0 reacties