
Een hele belangrijke vergadering
Een hele belangrijke vergadering, al maanden geleden gepland, lang voordat de symptomen van een psychische aandoening weer opdoken.
Wie had toen kunnen weten dat mijn man op de dag van deze heel belangrijke vergadering midden in een psychische inzinking zou zitten?
Mijn vader was ingeschakeld, die zou bij mijn man en mijn dochter blijven die dag. Voor die anderhalf uur dat de vergadering duurde zou dat allemaal geen probleem zijn, dacht ik.
Ik beloofde om vijf uur thuis te zijn en ging de deur uit, de presentatie voorbereid en met lippenstift op keek ik even de wereld in als iemand wiens huis op dat moment niet in crisis was.
Ik zat de hele rit aan de telefoon met dokters. Eentje vraagt “kan ik Sean zelf spreken?” En ik moest dus toegeven dat ik, ondanks de lange lijst van verontrustende symptomen die ik net voor hem heb opgesomd, Sean voor deze ene keer thuis heb gelaten omdat ik een hele belangrijke vergadering heb.
Voicemails en sms’jes stapelen zich op in mijn inbox terwijl ik met de dokters praat.
Een van de school van onze dochter over een gemiste toets die ingehaald moet worden. “Kunt u haar morgen eerder naar school brengen?” vraagt de lerares. Het deel van mijn brein dat de doorzetter, goeddoener en regelneef is, denkt “tuurlijk! Dat gaan we doen!”
Totdat het realistische deel van mijn brein bijspringt en zegt: “Absoluut niet. Dit bordje is helemaal vol, er kan niets meer bij. Het is de zesde klas en het leven gaat door, ook als deze toets later of zelfs te laat door mijn dochter wordt gedaan.” (Deze stem doet erg zijn best om vaker van zich te laten horen).
Ik geef mijn presentatie op de vergadering en stap even uit mijn rol van mantelzorger, echtgenote en moeder, en in de wereld waar ik presentaties geef op heel belangrijke vergaderingen.
De vergadering is afgelopen. Ik pak mijn spullen. Ik praat met een collega over hoe het gegaan is. Ik loop rustig naar de auto, profiterend van het feit dat ik even in de buitenwereld ben, nog niet klaar om terug te rennen naar de rollen die op me wachten.
Het is spitsuur, ik sta in de file en ik kom om 17:25 uur thuis in plaats van om 17:00 uur, zoals ik had beloofd.
Ik parkeer en zie mijn dochter bij de deur staan. Ik weet meteen dat er iets mis is. Ze trekt haar jas aan en loopt naar de auto.
“Ik denk dat pappa echt heel, heel diep slaapt,” zegt ze, “ik krijg hem niet wakker.”
Ik ren naar het huis, gooi mijn sleutels neer en zie hem op de bank liggen, zijn hoofd in een houding die niemand voor zijn plezier zou aannemen, zijn mond hangt open.
Komt het omdat mijn dochter en mijn vader alles wat ik doe met argusogen volgen, dat ik efficiënt maar niet hysterisch ben? Of is het de jarenlange oefening die me op dit soort momenten heeft voorbereid?
Ik ga naast hem zitten en begin hem door elkaar te schudden, wrijf stevig over zijn hoofd en haar en roep dat hij wakker moet worden. Hij begint te bewegen en komt uit de diepe trance waarin hij al die tijd was opgeslokt. Terwijl ik weg was.
Misschien had zijn geest besloten in winterslaap te gaan tot ik terugkwam, om zichzelf te beschermen tegen mijn afwezigheid. Uiteindelijk brachten we hem weer bij bewustzijn.
Toen hij eenmaal goed wakker was richtte ik me op mijn dochter en vroeg “gaat het goed met je? Dat moet echt eng zijn geweest voor je!”
“Ik controleerde zijn pols en die vond ik, en ik wist zeker dat hij ademde dus ik was vrij zeker dat hij niet dood was. Maar toch… Ik zat op de bank naast hem sinds vijf uur. Ik keek naar buiten of je eraan kwam. Ik zat op jou te wachten. Je zei dat je om vijf uur thuis zou zijn. Je was er niet om vijf uur.”
Dat is waar.
Ik was er niet.
Ik was op een hele belangrijke vergadering.
Door Allison Breininger, mantelzorger.
Dit bericht heeft 0 reacties